ECLI:NL:CRVB:2008:BC4805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Herziening van AAW/WAO-uitkering en de beoordeling van nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om een verzoek tot herziening van de AAW/WAO-uitkering van appellant, die zijn uitkering per 22 oktober 1977 had aangevraagd na een ziekmelding in 1976. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het verzoek om herziening ongegrond had verklaard. Appellant stelt dat zijn dagloon en maatmanloon onjuist zijn vastgesteld, omdat er geen rekening is gehouden met emolumenten zoals een pensionkostentoeslag en reiskostenvergoeding. Hij betoogt dat zijn ontslag per 1 maart 1980 als nieuw feit moet worden beschouwd, wat aanleiding zou moeten geven tot herziening van zijn arbeidsongeschiktheid.
De Raad overweegt dat een bestuursorgaan de bevoegdheid heeft om een eerder besluit te herzien, maar dat dit niet automatisch leidt tot een herziening. De Raad stelt vast dat appellant destijds op de hoogte was van de emolumenten en zijn ontslag, en dat deze feiten niet als nieuw gebleken kunnen worden aangemerkt. De Raad bevestigt dat het Uwv in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en dat er geen aanleiding is om de eerdere beslissing te herzien. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H. Bolt als voorzitter en H.G. Rottier en H. Bedee als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 februari 2008, in aanwezigheid van griffier S. Sweep. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening van de arbeidsongeschiktheid rechtvaardigen.