ECLI:NL:CRVB:2008:BC4801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WAO-uitkering op basis van belastbaarheid en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 9 februari 2006 zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had bij besluit van 8 maart 2005 geweigerd appellant een WAO-uitkering toe te kennen, omdat hij niet ongeschikt werd geacht voor het verrichten van zijn eigen werk. Appellant, geboren in 1947 en werkzaam als beleidsmedewerker voor de gemeente Rotterdam, was sinds 29 juli 2003 uitgevallen door nek-, schouder- en beenklachten, alsook vermoeidheid. Na een periode van gedeeltelijke werkhervatting, waarbij hij uiteindelijk 30 uur per week werkte, stelde hij dat er medische gronden waren voor een urenbeperking.
Tijdens de zitting op 22 januari 2008, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, heeft de Raad voor de Rechtspraak de medische aspecten van het bestreden besluit beoordeeld. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv, na onderzoek en gesprekken met appellant en zijn bedrijfsarts, geen medische gegevens hadden ontvangen die de conclusie van de verzekeringsartsen konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat appellant in staat was om zijn eigen werk in volle omvang te verrichten, ondanks zijn klachten. De stelling van de bedrijfsarts dat de pijnklachten een aanslag op de energetische balans vormden, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H. Bolt als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2008.