ECLI:NL:CRVB:2008:BC4568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een appellante in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. De appellante, die als administratief medewerkster en vertaalster werkte, was per 16 december 2003 uitgevallen door diverse medische klachten, waaronder schouder- en hoofdpijn, Bell's paralyse, psychische klachten en oorsuizen. Het Uwv had in een eerder besluit vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was, wat leidde tot de weigering van een WAO-uitkering. De rechtbank had de medische grondslag van dit besluit onderschreven, maar de appellante was het daar niet mee eens en had hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2008, werd de appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad oordeelde dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk was. De Raad merkte op dat het Uwv ten onrechte een maximering had toegepast bij het hanteren van de maatman, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. De Raad oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.
De Raad veroordeelde het Uwv in de proceskosten van de appellante, die in totaal € 1288,- bedroegen, en bepaalde dat het Uwv ook het griffierecht van de appellante diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 februari 2008, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigde en het beroep van de appellante gegrond verklaarde.