ECLI:NL:CRVB:2008:BC4403

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/3719 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2008 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 13 november 2007, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. G.A. Nandoe Tewari, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 april 2007. De Raad oordeelde dat het verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar de Raad heeft in het onderzoek ter zitting op 22 januari 2008 geen aanleiding gevonden om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde dat de termijn voor betaling van het griffierecht eindigde op 30 augustus 2007 en dat het bedrag niet tijdig was voldaan. Hierdoor werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door G.A.J. van den Hurk, in aanwezigheid van griffier W. Altenaar.

Uitspraak

07/3719 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 26 april 2007, 07/2739 en 07/1928 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk (hierna: College)
Datum uitspraak: 5 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 13 november 2007 heeft de Raad het namens appellant door mr. G.A. Nandoe Tewari, advocaat te ’s-Gravenhage ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft mr. Nandoe Tewarie verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2008, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Nandoe Tewarie. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 13 november 2007 berust hierop, dat bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22, aanhef en onder a, van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet binnen de daardoor - laatstelijk - bij aangetekend verzonden brief van 2 augustus 2007 gestelde termijn van vier weken is voldaan en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
Gelet op de gedingstukken stelt de Raad vast dat de voor betaling van het griffierecht gestelde termijn in het geval van appellant eindigde op 30 augustus 2007 en dat het verschuldigde bedrag niet binnen die termijn is betaald.
De Raad heeft in het verzetschrift en de daarop bij brief van 28 november 2007 en ter zitting gegeven toelichting geen aanknopingspunten gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellant het verzuim niet kan worden tegengeworpen. De Raad verenigt zich met het standpunt ter zake van het College, neergelegd in zijn brief van
9 januari 2008, waarnaar hierbij wordt verwezen. Hij tekent daarbij nog aan dat de gemachtigde van appellante in de op 2 juli 2007 aan hem verzonden nota er reeds op is gewezen dat bij betaling per bank de datum van bijschrijving op de bankrekening van de Raad beslissend is.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordig-heid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) W. Altenaar.
RB