ECLI:NL:CRVB:2008:BC3732

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5328 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op grond van ANW voor echtgenoot woonachtig in Marokko

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had verzocht om een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot, die ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.

De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante, die een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), op het moment van zijn overlijden in Marokko woonde en niet verzekerd was voor de ANW. De Svb had eerder geweigerd om de nabestaandenuitkering toe te kennen, omdat de echtgenoot van appellante niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW. De Raad heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 13 van de ANW en artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen, in overweging genomen.

De Raad concludeerde dat de echtgenoot van appellante op het moment van overlijden niet verzekerd was, en dat er geen recht op een nabestaandenuitkering kon bestaan. Bovendien was niet gebleken dat de echtgenoot gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren na 1 januari 2000. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante niet had betwist dat haar echtgenoot niet verzekerd was volgens de Marokkaanse wetgeving, wat ook een belemmering vormde voor het verkrijgen van een Nederlandse nabestaandenuitkering.

Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden, in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom.

Uitspraak

06/5328 ANW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2006, 05/1272 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 17 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2007. Appellante is - met bericht - niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellante woont in Marokko en is gehuwd geweest met de heer [B.]. De echtgenoot van appellante ontving een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 7 maart 2004 is hij in Marokko overleden. Vervolgens heeft appellante aan de Svb verzocht een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
Bij het besluit op bezwaar van 7 februari 2005 heeft de Svb zijn besluit van 8 april 2004 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 7 februari 2005 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
Voorts was op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, Stb. 746, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2000, kort samengevat, ook verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een ouderdomspensioen krachtens de AOW, ontving ter hoogte van ten minste een nader omschreven bedrag per maand. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. Personen, zoals de echtgenoot van appellante, die tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd waren krachtens de volksverzekeringen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich vanaf 1 januari 2000 vrijwillig te verzekeren krachtens onder meer de ANW. Niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 7 maart 2004 niet meer verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering krachtens die wet.
Tot slot stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A.C. Palmboom.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
TG
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître T.L. de Vries en présence des maîtres H.J. Simon et H.J. de Mooij en présence de A.C. Palmboom en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 17 janvier 2008.
(signé.) T.L. de Vries.
(signé.) A.C. Palmboom.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour intro duire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe