ECLI:NL:CRVB:2008:BC3727

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/3828 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige betaling griffierecht in hoger beroep en verzet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de Centrale Raad van Beroep is behandeld. Appellant had eerder een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage aangevochten, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet tijdig was betaald. De Raad had op 6 november 2007 geoordeeld dat appellant in verzuim was, omdat de betaling niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekend verzonden brief van 14 september 2007 was ontvangen.

Echter, tegen deze uitspraak heeft de gemachtigde van appellant, mr. J.D. Boetje, verzet aangetekend. In het verzet werd een kwitantie overgelegd waaruit bleek dat het griffierecht wel degelijk tijdig was betaald. De Raad heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 6 november 2007 vervalt. De Raad heeft besloten het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond, wat inhoudt dat het hoger beroep alsnog in behandeling wordt genomen.

Daarnaast heeft de Raad het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage veroordeeld in de proceskosten van appellant in de verzetprocedure, die zijn begroot op € 161,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2008, in tegenwoordigheid van griffier M. Pijper.

Uitspraak

07/3828 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 mei 2007, 06/5238 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage
Datum uitspraak: 23 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 november 2007 heeft de Raad het namens appellant door mr. J.D. Boetje, advocaat te ’s-Gravenhage, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 november 2007 heeft mr. Boetje verzet gedaan.
De Raad heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 6 november 2007 berust hierop, dat bij het instellen van het hoger beroep het ingevolge artikel 22, tweede lid aanhef en onder a, van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet binnen de bij de aangetekend verzonden brief van 14 september 2007 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend .Uit de bij het verzetschrift gevoegde kwitantie is gebleken dat de gemachtigde van appellant tijdig aan de kas van de griffie van de Raad het verschuldigde griffierecht van € 106,-- heeft betaald.
Gelet op het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 6 november 2007 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het College te veroordelen in de proceskosten van appellant in
de verzetprocedure. Deze kosten worden begroot op € 161,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond;
Veroordeeld het College in de proceskosten van appellant in verzet tot een bedrag € 161,--, te betalen door de gemeente ’s-Gravenhage.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) M. Pijper.
AR