ECLI:NL:CRVB:2008:BC3727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tijdige betaling griffierecht in hoger beroep en verzet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de Centrale Raad van Beroep is behandeld. Appellant had eerder een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage aangevochten, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet tijdig was betaald. De Raad had op 6 november 2007 geoordeeld dat appellant in verzuim was, omdat de betaling niet binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekend verzonden brief van 14 september 2007 was ontvangen.
Echter, tegen deze uitspraak heeft de gemachtigde van appellant, mr. J.D. Boetje, verzet aangetekend. In het verzet werd een kwitantie overgelegd waaruit bleek dat het griffierecht wel degelijk tijdig was betaald. De Raad heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 6 november 2007 vervalt. De Raad heeft besloten het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond, wat inhoudt dat het hoger beroep alsnog in behandeling wordt genomen.
Daarnaast heeft de Raad het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage veroordeeld in de proceskosten van appellant in de verzetprocedure, die zijn begroot op € 161,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2008, in tegenwoordigheid van griffier M. Pijper.