ECLI:NL:CRVB:2008:BC3488
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering na medisch onderzoek en geschil over belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 2 december 2005 het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die zich op 10 september 2003 ziek meldde na een verkeersongeval, had een aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend. Het Uwv had op 7 september 2004 besloten dat appellant geen recht had op een uitkering, omdat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid. Appellant stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen informatie was ingewonnen bij zijn huisarts en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) gebaseerd was op verouderde gegevens.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 januari 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van appellant correct had vastgesteld en dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking. De Raad merkte op dat de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding had gezien om het standpunt van de verzekeringsarts te betwisten, en dat de informatie van de huisarts niet noodzakelijk was voor de beoordeling van de zaak. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De Raad benadrukte dat er geen aanwijzingen waren dat appellant meer of anders beperkt was dan vastgesteld in de FML. De medische stukken die door appellant waren ingediend, gaven geen aanleiding om de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen te herzien. De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts niet onzorgvuldig had gehandeld door geen informatie bij de huisarts op te vragen, gezien de reeds beschikbare informatie van andere medische professionals.