ECLI:NL:CRVB:2008:BC3404

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2090 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 28 februari 2006. Appellante, vertegenwoordigd door mr. B. van Dijk, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin haar beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren ongegrond was verklaard. Het College had op 12 november 2004 het recht op bijstand van appellante opgeschort wegens het niet verstrekken van gevraagde gegevens en op 8 december 2004 de bijstand beëindigd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van 7 februari 2005 ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante inmiddels bijstand was toegekend met terugwerkende kracht, waardoor er geen materieel procesbelang meer bestond bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. De Raad heeft de vraag of appellante nog procesbelang had bij een beoordeling van de juistheid van de aangevallen uitspraak ambtshalve onderzocht. Aangezien het College appellante alsnog bijstand had toegekend, was er geen reden om de eerdere besluiten van het College te heroverwegen.

Daarom heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen in rechte te respecteren procesbelang was aangetoond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en C. van Viegen als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier W. Altenaar.

Uitspraak

06/2090 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 28 februari 2006, 05/361 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren (hierna: College)
Datum uitspraak: 29 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 18 december 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellante ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
Bij besluit van 12 november 2004 heeft het College het recht op bijstand van appellante met ingang van 11 november 2004 opgeschort wegens het niet verstrekken van door het College gevraagde gegevens. Appellante is in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen de door het College geboden hersteltermijn.
Bij besluit van 8 december 2004 heeft het College de bijstand van appellante met ingang van 11 november 2004 beëindigd (lees: ingetrokken) op de grond dat appellante het verzuim niet binnen de gestelde termijn heeft hersteld.
Bij besluit van 7 februari 2005 heeft het College de bezwaren tegen de besluiten van
12 november 2004 en 8 december 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 7 februari 2005 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd gekeerd tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of appellante nog procesbelang heeft bij een beoordeling door de Raad van de juistheid van de aangevallen uitspraak. In dit verband is het volgende van belang.
Het College heeft appellante naar aanleiding van de aanvraag van 15 december 2004 bij besluit van 11 januari 2005 alsnog bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder met ingang van 11 november 2004. Een materieel procesbelang in die zin ontbreekt derhalve.
Het besluit tot intrekking van bijstand met ingang van 11 november 2004 was gebaseerd op het verzuim van appellante om inlichtingen te verstrekken ingevolge artikel 54, vierde lid, van de WWB. Dit artikellid bepaalt dat, als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand kan intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort. De Raad is van oordeel dat een beoordeling van de in dit geval door het College aangenomen schending van de inlichtingenverplichting niet raakt aan de beoordeling van de schending van de inlichtingenplicht in het kader van de - naar de Raad uit de gedingstukken begrijpt - tussen partijen nog in geschil zijnde herziening of intrekking van de bijstand van appellante over de periode voorafgaand aan 11 november 2004, zodat hierin geen procesbelang kan zijn gelegen.
Nu ook anderszins niet van een in rechte te respecteren procesbelang is gebleken, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en C. van Viegen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2008.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) W. Altenaar.
IJ