ECLI:NL:CRVB:2008:BC3342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van de medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant, geboren in Turkije en sinds 1975 in Nederland, heeft sinds 1986 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vanwege rugklachten. Na een herbeoordeling in 1997 werd zijn uitkering herzien van 80-100% naar 25-35%. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank Alkmaar in 2001.
In 2003 werd de uitkering opnieuw herzien, nu naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat de medische beperkingen correct waren weergegeven. De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, maar tijdens de zitting bleek dat de arbeidskundige beoordeling niet correct was uitgevoerd. Dit leidde tot een nieuwe beoordeling, die een lagere mate van arbeidsongeschiktheid vaststelde.
De Centrale Raad van Beroep moest nu beoordelen of de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende zorgvuldig tot stand was gekomen. De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts de medische informatie zorgvuldig had bestudeerd en dat de door appellant ingebrachte informatie niet leidde tot een andere conclusie over zijn beperkingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling.