ECLI:NL:CRVB:2008:BC2942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Toekenning immateriële schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van H. Karakas tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had geoordeeld dat de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand konden blijven, ondanks de lange duur van de besluitvorming. Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. J.M. Walther, stelde dat zij geestelijk leed had geleden door de trage afhandeling van haar aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het Uwv had in hoger beroep het standpunt van de rechtbank verdedigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de lange afhandelingsduur van het bezwaar had geleid tot daadwerkelijke spanning en frustratie bij appellante. De Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had onderbouwd waarom er geen aanleiding was voor vergoeding van immateriële schade. De Raad concludeerde dat appellante recht had op een immateriële schadevergoeding van € 3.000,-, omdat de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM niet voldoende was gecompenseerd door de vergoeding van wettelijke rente over de nabetaling van de uitkering. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand hield en bepaalde dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep, begroot op € 644,-.