ECLI:NL:CRVB:2008:BC2844
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- W.R. de Vries
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en de rol van geregistreerde verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de intrekking van een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had geoordeeld dat appellante, ondanks haar medische beperkingen, in staat was om met gangbare arbeid een inkomen te verwerven dat gelijk is aan haar eerdere salaris als schoonmaakster. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. K. de Bie.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 11 januari 2008 geoordeeld dat het besluit van het Uwv in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts geen eigen lichamelijk onderzoek heeft verricht en dat de informatie van de huisarts niet voldoende is om de medische beoordeling te onderbouwen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat een onderzoek door een niet-geregistreerde arts niet dezelfde waarde heeft als dat door een geregistreerde verzekeringsarts. Dit gebrek in de procedure kan niet worden hersteld door enkel dossieronderzoek.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van appellante gegrond. Het Uwv wordt opgedragen om, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 966,-, en moet het griffierecht van € 140,- worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, W.R. de Vries.