ECLI:NL:CRVB:2008:BC2409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering op basis van arbeidsbeperkingen door chronisch vermoeidheidssyndroom
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 18 november 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 8 maart 2005, waarin het Uwv weigerde om haar een WAZ-uitkering toe te kennen na de wettelijke wachttijd. De weigering was gebaseerd op de conclusie dat appellante, ondanks haar medische arbeidsbeperkingen, in staat was om in vijf functies arbeid te verrichten zonder relevant inkomensverlies. De rechtbank onderschreef het oordeel van het Uwv en verklaarde het beroep ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 januari 2008 behandeld. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geen twijfels geuit over de medische oordelen die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen. De Raad concludeerde dat de klachten van appellante niet konden worden toegeschreven aan een anatomische of organische afwijking, en dat de verzekeringsarts de arbeidsbeperkingen niet had onderschat. De Raad oordeelde dat de door appellante overgelegde medische informatie niet voldoende onderbouwd was en dat de verzekeringsarts de dagelijkse activiteiten van appellante correct had ingeschat.
De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijdigheid met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Tevens heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 966,- bedragen, en heeft het Uwv bevolen het door appellante gestorte griffierecht van € 140,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier T.R.H. van Roekel, en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2008.