ECLI:NL:CRVB:2008:BC2381
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 november 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond werd verklaard. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, maar het College had slechts een deel van de kosten toegewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 8 januari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld omdat hij van mening is dat de hem toegekende bedragen van € 103,70 en € 11,34, evenals de kosten van griffierecht van € 130,--, niet zijn uitbetaald. Het College heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat deze bedragen wel degelijk zijn uitbetaald, ondersteund door bewijsstukken uit het administratiesysteem. Tijdens de zitting op 27 november 2007 is appellant verschenen, terwijl het College werd vertegenwoordigd door mr. J. Frederici.
De Raad heeft de argumenten van appellant en het College zorgvuldig afgewogen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak overwogen dat appellant de door hem gevraagde bijzondere bijstand volledig had gekregen. Appellant volhardde echter in zijn stelling dat hij de bedragen niet had ontvangen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de stellingen van het College over de uitbetaling van de kosten. Daarom wordt het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad ziet geen reden voor een veroordeling in de proceskosten.