ECLI:NL:CRVB:2008:BC2381

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-292 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 november 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond werd verklaard. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, maar het College had slechts een deel van de kosten toegewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 8 januari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld omdat hij van mening is dat de hem toegekende bedragen van € 103,70 en € 11,34, evenals de kosten van griffierecht van € 130,--, niet zijn uitbetaald. Het College heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat deze bedragen wel degelijk zijn uitbetaald, ondersteund door bewijsstukken uit het administratiesysteem. Tijdens de zitting op 27 november 2007 is appellant verschenen, terwijl het College werd vertegenwoordigd door mr. J. Frederici.

De Raad heeft de argumenten van appellant en het College zorgvuldig afgewogen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak overwogen dat appellant de door hem gevraagde bijzondere bijstand volledig had gekregen. Appellant volhardde echter in zijn stelling dat hij de bedragen niet had ontvangen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de stellingen van het College over de uitbetaling van de kosten. Daarom wordt het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad ziet geen reden voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

06/292 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 november 2005, 04/4547 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd de Raad nadere stukken ingezonden. Vervolgens heeft de Raad appellant verzocht hierop te reageren.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2007. Appellant is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Frederici, werkzaam bij de gemeente ’s-Gravenhage.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Bij afzonderlijke besluiten van 23 september 2003 is appellant bijzonder bijstand voor de eigen bijdrage van € 103,70 in de kosten van rechtsbijstand toegekend en is een aanvraag voor soortgelijke kosten voor een bedrag van € 11,34 afgewezen.
Bij besluit van 27 september 2004 heeft het College, voor zover van belang, appellant alsnog de eigen bijdrage van € 11,34 in de kosten van rechtsbijstand toegewezen alsmede de kosten van griffierecht van € 130,--, welke kosten betrekking hebben op een eerdere aanvraag van appellant waarop nog niet was beslist.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 september 2004 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder meer overwogen dat appellant de door hem gevraagde bijzondere bijstand voor de in geding zijnde kosten volledig toegekend heeft gekregen. Appellant bestrijdt dit oordeel in zoverre dat hij stelt dat de hem bij besluiten van 23 september 2003 en 27 september 2004 toegekende bedragen van € 103,70 respectievelijk € 11, 34 en € 130 ,-- niet zijn uitbetaald.
Het College heeft in zijn verweerschrift, ondersteund door kopieën uit het administratiesysteem, aangegeven dat de hiervoor genoemde bedragen zijn uitbetaald. Nu hiertegen van de zijde van appellant niet meer is ingebracht dan de enkele volharding in zijn stelling dat hij de bedragen niet heeft ontvangen, ziet de Raad op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen het College omtrent de uitbetaling van de in geding zijnde kosten heeft gesteld.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.E. Broekman.
IJ