ECLI:NL:CRVB:2008:BC2374

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6210 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor vloerbedekking en bed

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage. Appellante heeft op 16 december 2004 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter vervanging van diverse duurzame gebruiksgoederen, waaronder vloerbedekking in de woonkamer en een bed. Na een huisbezoek op 27 januari 2005 heeft het College op 28 januari 2005 besloten de aanvraag af te wijzen, omdat de vervanging van de vloerbedekking niet noodzakelijk werd geacht en de noodzaak tot vervanging van het bed niet kon worden vastgesteld. Op 16 juni 2005 heeft het College alsnog bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van een bed, maar de afwijzing van de vloerbedekking bleef gehandhaafd.

Appellante heeft tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 september 2006, die het beroep tegen het besluit van 16 juni 2005 ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 8 januari 2008 behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de noodzaak tot vervanging van de vloerbedekking niet aannemelijk is gemaakt. De Raad heeft zich verenigd met de overwegingen van de rechtbank en het College, en heeft geconcludeerd dat de kosten voor de vervanging van de vloerbedekking niet als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) kunnen worden aangemerkt. Daarom is de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht geweest.

De Raad heeft het hoger beroep van appellante verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

06/6210 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 september 2006, 05/5200 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 januari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.K. Bhadai, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 november 2007. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellante heeft op 16 december 2004 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ter vervanging van diverse duurzame gebruiksgoederen. In het kader van die aanvraag heeft op 27 januari 2005 een huisbezoek plaatsgevonden. Bij besluit van 28 januari 2005 heeft het College de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van vloerbedekking in de woonkamer en een bed afgewezen op de grond dat vervanging van de vloerbedekking niet noodzakelijk is en de noodzaak tot vervanging van een bed niet vast te stellen is.
Bij besluit van 16 juni 2005, voor zover thans van belang, heeft het College alsnog bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van een bed en zijn besluit van 28 januari 2005 voor het overige gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 16 juni 2005 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de WWB niet van toepassing zijn.
In hoger beroep is aan de orde de vraag of de rechtbank, in navolging van het College, terecht heeft geoordeeld dat de noodzaak tot vervanging van de vloerbedekking in de woonkamer niet aannemelijk is geworden.
De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Hij verenigt zich met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak op dit punt heeft overwogen. Hetgeen namens appellante in hoger beroep nog naar voren is gebracht heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. De Raad sluit zich aan bij hetgeen het College in het verweerschrift ter zake heeft gesteld.
Het voorgaande betekent dat de kosten verbonden aan de vervanging van de vloerbedekking in de woonkamer niet als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB kunnen worden aangemerkt, zodat daarvoor terecht geen bijzondere bijstand is verleend.
Het hoger beroep treft derhalve geen doel, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.E. Broekman.
IJ