ECLI:NL:CRVB:2008:BC2374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor vloerbedekking en bed
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage. Appellante heeft op 16 december 2004 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter vervanging van diverse duurzame gebruiksgoederen, waaronder vloerbedekking in de woonkamer en een bed. Na een huisbezoek op 27 januari 2005 heeft het College op 28 januari 2005 besloten de aanvraag af te wijzen, omdat de vervanging van de vloerbedekking niet noodzakelijk werd geacht en de noodzaak tot vervanging van het bed niet kon worden vastgesteld. Op 16 juni 2005 heeft het College alsnog bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van een bed, maar de afwijzing van de vloerbedekking bleef gehandhaafd.
Appellante heeft tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 september 2006, die het beroep tegen het besluit van 16 juni 2005 ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 8 januari 2008 behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de noodzaak tot vervanging van de vloerbedekking niet aannemelijk is gemaakt. De Raad heeft zich verenigd met de overwegingen van de rechtbank en het College, en heeft geconcludeerd dat de kosten voor de vervanging van de vloerbedekking niet als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) kunnen worden aangemerkt. Daarom is de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht geweest.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.