ECLI:NL:CRVB:2008:BC1996
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en WUBO-uitkering
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zijn aanvraag om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer werd afgewezen. Appellant, geboren in 1942 uit een gemengd huwelijk, had in maart 2006 verzocht om erkenning en een uitkering op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het oordeel dat appellant geen gebeurtenissen heeft meegemaakt die onder de werking van de Wet vallen. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar, waarbij verweerster stelde dat er geen bewijs was dat appellant persoonlijk was getroffen door oorlogsgeweld.
Tijdens de zitting op 22 november 2007 heeft appellant zijn standpunt herhaald, waarbij hij stelde dat de psychische gevolgen van het trauma van zijn joodse moeder ook hem ernstig hebben beïnvloed. Hij verwees naar een oordeel van een keuringsarts uit 1984, die een verband legde tussen zijn hoofdpijnklachten en de oorlogsomstandigheden. De Centrale Raad van Beroep heeft de vraag beantwoord of het bestreden besluit in rechte kan standhouden. De Raad concludeerde dat de verweerster zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de oorlogsomstandigheden van appellant en dat de gebeurtenissen die appellant heeft meegemaakt niet onder de werking van de Wet kunnen worden gebracht.
De Raad oordeelde dat voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer primair moet worden vastgesteld dat de aanvrager is getroffen door oorlogsgeweld. Aangezien dit niet kon worden aangetoond, werd het beroep ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een medisch onderzoek, zoals door appellant was verzocht, omdat er geen bewijs was dat hij door oorlogsgeweld was getroffen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.L.M.J. Stevens als voorzitter, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 januari 2008.