ECLI:NL:CRVB:2008:BC1942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en de vastgestelde beperkingen van appellant
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die zich op 18 september 2001 ziek meldde met rug- en knieklachten, ontving een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij de verzekeringsarts T.J.M. Kuiper een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opstelde, werd de uitkering per 8 februari 2005 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellant stelde dat het Uwv te weinig beperkingen in aanmerking had genomen en dat de geselecteerde functies te zwaar waren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de medische gegevens, inclusief die van de orthopedisch chirurg W.G.H. Meijers, onvoldoende basis bieden voor de stelling dat het Uwv de beperkingen van appellant heeft onderschat. De Raad concludeert dat de FML van 2004, hoewel deze op bepaalde punten minder beperkingen bevat dan de FML van 2002, adequaat is gemotiveerd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedragen, en moet het griffierecht vergoed worden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische en arbeidskundige gegevens bij het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid en de bijbehorende uitkering. De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies geen specifieke belasting meebrengen die de mogelijkheden van appellant overschrijden, en dat de eerdere beroepsgronden van appellant niet voldoende zijn onderbouwd.