ECLI:NL:CRVB:2008:BC1792
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellante voor geselecteerde functies in het kader van de WAO-schatting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De zaak betreft een geschil over de WAO-schatting en de geschiktheid van appellante voor bepaalde functies. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Y.J. Doornik, heeft aangevoerd dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast heeft zij betoogd dat zij ongeschikt is voor een aantal van de geduide functies en heeft zij beroepsgronden ingediend met betrekking tot de juiste actualiseringsdatum en het gewenste opleidingsniveau.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 januari 2008 behandeld. Tijdens de zitting op 16 november 2007 was de gemachtigde van appellante aanwezig, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door G.M. Folkerts. De Raad heeft de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen als doorslaggevend beschouwd en geconcludeerd dat het onderzoek door deze artsen zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen aanvullende gegevens heeft overgelegd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat er verdergaande beperkingen in de FML opgenomen hadden moeten worden.
Wat betreft de arbeidskundige grondslag heeft de Raad geoordeeld dat de geschiktheid van appellante voor de functies voldoende is aangetoond. De bevindingen van de (bezwaar)arbeidsdeskundigen met betrekking tot de actualiseringsdatum van de geduide functies en het opleidingsniveau zijn door de Raad niet als onjuist beoordeeld. De Raad heeft derhalve de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling.