ECLI:NL:CRVB:2008:BC1764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 26 september 2005 werd gedaan. Het hoger beroep betreft een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 4 mei 2005, waarin werd besloten om de WAO-uitkering van appellant te verlagen. Dit besluit was gebaseerd op een eerdere beslissing van 8 oktober 2004, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant werd vastgesteld op 55-65%. Appellant, die lijdt aan schrijfkramp aan de linkerhand, betoogde dat hij niet meer in staat was om zijn werk als orderbehandelaar uit te voeren, maar dat hij met gangbare arbeid nog ongeveer 38% van zijn geïndexeerde loon kon verdienen.
Tijdens de zitting op 16 november 2007 is appellant in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde F.A.C.M. Ketelaars. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I.D. Mak. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank de zaak terecht ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de door appellant aangevoerde beroepsgrond, dat zijn beperkingen waren onderschat, niet medisch onderbouwd was. De subjectieve beleving van appellant was onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De Raad vond dat het Uwv voldoende had toegelicht dat appellant geschikt was voor de geduide functies.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier J.E.M.J. Hetharie, en werd openbaar uitgesproken op 11 januari 2008.