ECLI:NL:CRVB:2007:BC2277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering AOW-uitkering en ontvankelijkheid bezwaar via Sosyal Sigortalar Kuramu
In deze zaak gaat het om de weigering van een AOW-uitkering aan betrokkene, een Turkse burger, door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Op 5 augustus 2004 heeft de Svb betrokkene geïnformeerd dat zijn aanvraag voor een AOW-pensioen was afgewezen, omdat hij nooit verzekerd was voor de AOW. Dit besluit werd zowel in het Turks aan betrokkene zelf als via het Sosyal Sigortalar Kuramu (SSK) verzonden. De SSK heeft het besluit op 29 november 2004 aan betrokkene uitgereikt.
Betrokkene heeft op 1 november 2004 bezwaar aangetekend tegen de afwijzing, maar de Svb verklaarde dit bezwaar op 8 maart 2005 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de Svb betrokkene ten onrechte had ontvangen in zijn bezwaar en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank stelde dat er geen situatie was die artikel 23 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Turkije van toepassing maakte, waardoor artikel 33 van het Administratief Akkoord niet van toepassing was. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift buiten de termijn was ingediend, zonder dat er omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden.
De Svb ging in hoger beroep en betoogde dat de rechtbank artikel 33 te beperkt had geïnterpreteerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de bekendmaking van het besluit via het SSK inderdaad correct was. De Raad volgde het standpunt van de Svb en verklaarde het bezwaar ontvankelijk, verwijzend naar eerdere uitspraken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een inhoudelijke beoordeling.