ECLI:NL:CRVB:2007:BC2277

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/5798 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering AOW-uitkering en ontvankelijkheid bezwaar via Sosyal Sigortalar Kuramu

In deze zaak gaat het om de weigering van een AOW-uitkering aan betrokkene, een Turkse burger, door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Op 5 augustus 2004 heeft de Svb betrokkene geïnformeerd dat zijn aanvraag voor een AOW-pensioen was afgewezen, omdat hij nooit verzekerd was voor de AOW. Dit besluit werd zowel in het Turks aan betrokkene zelf als via het Sosyal Sigortalar Kuramu (SSK) verzonden. De SSK heeft het besluit op 29 november 2004 aan betrokkene uitgereikt.

Betrokkene heeft op 1 november 2004 bezwaar aangetekend tegen de afwijzing, maar de Svb verklaarde dit bezwaar op 8 maart 2005 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de Svb betrokkene ten onrechte had ontvangen in zijn bezwaar en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank stelde dat er geen situatie was die artikel 23 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Turkije van toepassing maakte, waardoor artikel 33 van het Administratief Akkoord niet van toepassing was. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift buiten de termijn was ingediend, zonder dat er omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden.

De Svb ging in hoger beroep en betoogde dat de rechtbank artikel 33 te beperkt had geïnterpreteerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de bekendmaking van het besluit via het SSK inderdaad correct was. De Raad volgde het standpunt van de Svb en verklaarde het bezwaar ontvankelijk, verwijzend naar eerdere uitspraken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een inhoudelijke beoordeling.

Uitspraak

06/5798 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
UITSPRAAK
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 September 2006, 05/2040 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[betrokkene] (Turkije) (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 31 mei 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2007. Appellant is daar verschenen bij mr. P.C.J. van de Nes. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 5 augustus 2004 heeft appellant betrokkene bericht dat zijn aanvraag voor een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) is afgewezen, omdat betrokkene nooit verzekerd is geweest voor de AOW. Dit besluit is in het Turks aan betrokkene zelf toegezonden en voorts via het Sosyal Sigortalar Kuramu (SSK) verzonden. Het SSK heeft dit besluit op 29 november 2004 aan betrokkene uitgereikt.
Bij brief gedateerd 1 november 2004, door de Svb ontvangen per post op 9 november 2004, heeft betrokkene bezwaar aangetekend tegen bovengenoemd besluit. Bij besluit van 8 maart 2005 (het bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant betrokkene ten onrechte heeft ontvangen in zijn bezwaar en heeft het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat er in het onderhavige geval niet een situatie aan de orde is als bedoeld in artikel 23 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije (NTV), waardoor artikel 33 van het Administratief Akkoord (AA) bij het NTV in dit geval niet van toepassing is. Dit leidt er volgens de rechtbank toe dat het bezwaarschrift buiten de hiertoe gestelde termijn is ingediend, terwijl niet is gebleken van omstandigheden om, op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten.
Appellant kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak. Naar het oordeel van appellant geeft de rechtbank daarin een te beperkte uitleg aan artikel 33 van het AA bij het NTV. Daarbij verwijst appellant naar de uitspraak van de Raad van 19 januari 2007 (LJN: AZ6759). Appellant is derhalve van mening dat het bezwaar van betrokkene ontvankelijk moet worden geacht.
De Raad overweegt als volgt.
In geschil is de vraag of de bekendmaking van een besluit met betrekking tot de weigering van een AOW-uitkering, gelet op de tekst en ratio van artikel 33 van het AA, door toezending via het SSK dient te geschieden. Voor de beantwoording van deze vraag verwijst de Raad naar zijn al eerder aangehaalde uitspraak. De Raad ziet geen aanleiding om, in het geval waarin de bekendmaking van een besluit ingevolge de AOW aan de orde is, anders te oordelen dan in die uitspraak is gedaan. De Raad volgt daarom het standpunt van appellant en zal het bezwaar, mede gezien het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid onder a, van de Awb, ontvankelijk verklaren.
Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Omdat de rechtbank niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van betrokkene, ziet de Raad aanleiding de zaak met toepassing van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beroepswet terug te wijzen naar de rechtbank.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden, Deze beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2007.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) P.H. Broier.
PR/090507