ECLI:NL:CRVB:2007:BC1810
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en medische component van de schatting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van betrokkene tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 20 juli 2006, betreffende de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. P.J. Hagemeijer van ARAG Rechtsbijstand, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 mei 2004, dat zijn WAO-uitkering verlaagde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 december 2007, waarbij betrokkene niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door M.J.G. Gerritsen.
De Raad overweegt dat betrokkene diverse medische arbeidsbeperkingen heeft, waardoor hij zijn eigen werk als lasser niet meer kan uitvoeren, maar wel in staat is ander werk te verrichten. De arbeidsdeskundige heeft het inkomensverlies van betrokkene berekend op ongeveer 31½ %. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld, maar hebben de medische component van de schatting niet ter discussie gesteld. Het hoger beroep van betrokkene richt zich tegen de verwerping van zijn beroepsgrond dat functies met een te hoog opleidingsniveau zijn gebruikt. De Raad oordeelt dat dit hoger beroep niet slaagt, aangezien de functies toegankelijk zijn voor betrokkene.
Het hoger beroep van het Uwv betreft de overwegingen dat het claimbeoordelings- en borgingssysteem niet verzekert dat alle overschrijdingen van de belastbaarheid in de resultaten kenbaar zijn. De Raad oordeelt dat dit hoger beroep slaagt. De Raad heeft eerder overwogen dat het aangepaste systeem mogelijke overschrijdingen in de geselecteerde functies van de belastbaarheid van een verzekerde kan signaleren. De Raad concludeert dat het Uwv afdoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de functies de belastbaarheid van betrokkene niet overtreft.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit van 25 mei 2004 blijven in stand. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in het hoger beroep.