ECLI:NL:CRVB:2007:BC1492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- C. van Viegen
- J.L.P.G. van Thiel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand als alleenstaande ouder in de zin van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een aanvraag voor bijstandsuitkering heeft ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) als alleenstaande ouder. De aanvraag werd op 20 oktober 2004 ingediend, maar het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen op 3 december 2004. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat niet kon worden vastgesteld dat de appellant de volledige zorg had voor zijn dochter, die op 20 november 2000 geboren was. Tijdens een huisbezoek op 18 november 2004 werd vastgesteld dat er geen bewijs was dat de dochter bij appellant woonde of dat hij voor haar zorgde. De appellant had verklaard dat zijn dochter met haar moeder naar Ierland was gereisd, maar deze verklaring was niet onderbouwd met objectieve gegevens.
De rechtbank van Amsterdam heeft de afwijzing van het College bevestigd in een uitspraak op 6 juni 2006. De appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank op 31 december 2007. De Raad oordeelde dat de onderzoeksresultaten onvoldoende bewijs boden voor de claim van de appellant dat hij als alleenstaande ouder moest worden beschouwd. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door het College terecht was, omdat de appellant niet kon aantonen dat hij de volledige zorg voor zijn kind had. De Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Th.C. van Sloten als voorzitter en C. van Viegen en J.L.P.G. van Thiel als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier S.R. Bagga.