ECLI:NL:CRVB:2007:BC1266
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- J. Brand
- A.C. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WAO-uitkering na bezwaar van werkgever en ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het Uwv de uitkering had vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Appellant stelde dat hij recht had op een hogere uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank appellant ten onrechte in zijn beroep heeft ontvangen, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die aan appellant redelijkerwijs kunnen worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van het Uwv. De Raad verwijst naar artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen als hem redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van appellant niet-ontvankelijk. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met T.L. de Vries als voorzitter en J. Brand en A.C. de Kwaasteniet als leden, in aanwezigheid van griffier D. Olthof. De uitspraak vond plaats op 14 december 2007.