ECLI:NL:CRVB:2007:BC1250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en zorgvuldigheid medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de WAO-schatting. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. Akkas, heeft aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is vastgelegd. Hij betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat heeft geleid tot het besluit van 2 september 2004, omdat hij meent dat er geen medisch onderzoek aan vooraf is gegaan. Appellant stelt dat hij erop mocht vertrouwen dat hij niet meer arbeidsgeschikt zou worden verklaard, gezien eerdere besluiten van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en concludeert dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat door het Uwv is uitgevoerd. De Raad wijst erop dat er wel degelijk een medisch onderzoek heeft plaatsgevonden op 26 januari 2004, waaruit blijkt dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellant heeft vastgesteld. De Raad is van mening dat de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige adequaat zijn en dat de FML op een zorgvuldige manier is opgesteld.
De Raad heeft ook het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat het Uwv appellant had geïnformeerd dat zijn arbeidsongeschiktheid opnieuw zou worden beoordeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 25 tot 35% is vastgesteld.