ECLI:NL:CRVB:2007:BC1183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 oktober 2006, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht ongegrond werd verklaard. Het hoger beroep is ingesteld door mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Utrecht, en ter zitting op 20 november 2007 is mr. J.E. Braak verschenen als vertegenwoordiger van appellante. Het College werd vertegenwoordigd door E.J.W. Bruinsma, werkzaam bij de gemeente Utrecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante in het verleden was ontheven van haar arbeidsverplichtingen op medische gronden. Het College had echter bij besluit van 17 oktober 2005 opnieuw arbeidsverplichtingen opgelegd, maar dit besluit werd later herroepen, waardoor appellante opnieuw vrijstelling kreeg. De Raad overwoog dat het aanvechten van het medisch oordeel dat aan het besluit van 17 oktober 2005 ten grondslag lag, voor appellante geen feitelijke betekenis had, aangezien zij al ontheven was van haar verplichtingen.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van procesbelang voor appellante, omdat het resultaat van het hoger beroep niet zou leiden tot een wijziging van haar situatie. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.J.A. Kooijman en L.H. Waller als leden, en werd openbaar uitgesproken op 31 december 2007.