tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 17 april 2007, 06/726 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo (hierna: College)
Datum uitspraak: 11 december 2007
Namens appellanten heeft mr. Y. van der Linden, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met dat in de zaken met de nummers 05/3294 NABW, 05/3368 NABW, 07/2913 WWB, 07/2916 WWB tot en met 07/2920 WWB, 07/2923 WWB tot en met 07/2926 WWB, 07/2929 WWB en 07/2930 WWB, plaatsgevonden op 30 oktober 2007. Appellanten zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van der Linden. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.W.M.G. Volleberg, werkzaam bij de gemeente Venlo. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In het onderhavige geding wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Bij besluit van 16 maart 2005 heeft het College onder meer een aanvraag van appellanten om algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) over, voor zover hier van belang, de periode van 1 augustus 2003 tot 15 december 2004 afgewezen op de grond dat appellanten in die periode een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (Wik) hebben ontvangen.
Bij besluit van 7 maart 2006 heeft het College, voor zover hier van belang, het bezwaar van appellanten tegen de weigering van bijstand van 1 augustus 2003 tot 15 december 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 7 maart 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Met ingang van 1 januari 2004 is de WWB van toepassing, tenzij in specifieke bepalingen van overgangsrecht anders is bepaald. Uit hetgeen de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 21 april 2005 (LJN AT4358) volgt dat de rechten en verplichtingen van een belanghebbende in beginsel dienen te worden beoordeeld naar de wetgeving zoals die van kracht was op de datum of gedurende het tijdvak waarop die rechten en verplichtingen betrekking hebben.
In artikel 9, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene bijstandswet (Abw) en artikel 13, tweede lid, aanhef en onder b (oud), van de WWB is bepaald dat degene die een uitkering ontvangt ingevolge de Wik of die gehuwd is met een persoon die een zodanige uitkering geniet geen recht heeft op algemene bijstand.
Vaststaat dat appellant over de periode van 1 augustus 2003 tot 15 december 2004 een uitkering ingevolge de Wik naar de norm voor gehuwden heeft ontvangen.
Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat in het voorgaande ligt besloten dat het College appellanten over deze periode terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor algemene bijstand.
Reeds omdat hiervoor in de gedingstukken geen enkel aanknopingspunt is te vinden, ziet de Raad in de stelling van appellanten dat zij in het kader van een mediation traject door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem zijn gedwongen om een uitkering ingevolge de Wik te blijven ontvangen, geen zeer dringende reden op grond waarvan alsnog bijstand kan worden toegekend als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Abw, respectievelijk artikel 16, eerste lid, van de WWB. Voor het overige verenigt de Raad zich met het oordeel van de rechtbank op dit punt.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en C. van Viegen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 december 2007.