ECLI:NL:CRVB:2007:BC0371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en inkomsten uit arbeid bij discotheek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 21 november 2005 het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die sinds 18 november 1993 een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), betwistte dat hij in de periode van 15 januari 1999 tot 1 september 2002 werkzaamheden heeft verricht en inkomsten heeft genoten uit de discotheek '[naam café]'. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant wel degelijk inkomsten had genoten, gebaseerd op getuigenverklaringen en een rapport van de rapporteur J.R.M. Bouwman, waarin werd geconcludeerd dat appellant niet onverwijld melding had gemaakt van deze inkomsten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verklaringen van getuigen, waaronder die van [betrokkene 1] en [betrokkene 3], voldoende bewijs boden voor de conclusie dat appellant inkomsten had genoten. De Raad wees erop dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verklaringen van de getuigen, die onder druk zouden zijn afgelegd, niet voldoende waren om de eerdere verklaringen te weerleggen. De Raad benadrukte dat het Uwv zich bij gebrek aan een deugdelijke administratie mocht baseren op een verantwoorde schatting van de verdiensten van appellant.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd. De Raad zag geen aanleiding om een partij in de proceskosten van de andere partij te veroordelen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 11 december 2007, waarbij de griffier I.R.A. van Raaij aanwezig was.