ECLI:NL:CRVB:2007:BC0367
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en zorgvuldigheid van medisch onderzoek in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. De werkneemster, die als kaartverkoopster werkte, had zich op 9 april 2001 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv kende haar een WAO-uitkering toe, maar appellante betwistte de deugdelijkheid van de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige concludeerden dat de werkneemster ongeschikt was voor de geselecteerde functies, maar appellante stelde dat er geen verbetering was opgetreden na een jaar volledige arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv onzorgvuldig was voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De Raad vernietigde het besluit en de aangevallen uitspraak, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.288,- bedroegen. De Raad benadrukte dat het Uwv niet voldoende had gemotiveerd waarom de werkneemster als beperkt diende te worden beoordeeld, ondanks eerdere bevindingen van de verzekeringsarts.
De uitspraak is gedaan op 11 december 2007, na een zitting op 30 oktober 2007, waar de gemachtigde van appellante en een vertegenwoordiger van het Uwv aanwezig waren. De werkneemster zelf was niet verschenen. De Raad concludeerde dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit niet deugde en dat er onvoldoende inzicht was gegeven in de beperkingen van de werkneemster.