ECLI:NL:CRVB:2007:BB9741

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-7138 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WW-uitkering en zelfstandige uren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2007 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 9 augustus 2006. Verzoeker, die een WW-uitkering ontving, verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die volgens hem niet eerder in de procedure waren meegenomen. Hij stelde dat de denkuren, die hij als zelfstandige had gemaakt, niet mochten worden meegerekend bij de berekening van zijn werkuren, omdat dit in strijd zou zijn met de universele rechten van de mens. Verzoeker betoogde dat deze uren bepalend waren voor zijn recht op WW-uitkering en dat hij hierdoor onder het maximale urencriterium viel.

De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen. In de overwegingen werd benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad concludeerde dat de argumenten van verzoeker reeds eerder waren behandeld in de eerdere procedures en dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. De Raad oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet nieuw waren en dat deze niet konden leiden tot herziening van de eerdere uitspraak.

De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.D.F. de Moor.

Uitspraak

06/7138 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoeker] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 augustus 2006, 04/3582 WW en 06/2329 WW,
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 november 2007.
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 augustus 2006, 04/3582 WW en 06/2329 WW.
Bij brief van 1 augustus 2007 heeft verzoeker de Raad een nader stuk doen toekomen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 oktober 2007. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevrede, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of van de zijde van verzoeker gronden zijn aangevoerd die tot herziening van de uitspraak van de Raad van 9 augustus 2006, 04/3582 WW en 06/2329 WW kunnen leiden.
2. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend en heeft daartoe het volgende overwogen.
2.1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN AN7982, is het -bijzondere- rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, als hierboven bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
2.3. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift -kort samengevat- aangegeven dat de denkuren niet mogen worden meegenomen bij de berekening van het aantal uren waarin hij als zelfstandige heeft gewerkt, omdat dit indruist tegen de universele rechten van de mens en die denkuren bepalend zijn gemaakt voor zijn recht op WW-uitkering waardoor verzoeker onder het maximale urencriteria uitkomt. Tevens heeft verzoeker aangegeven dat tijdens het invullen van de werkbriefjes de zelfstandigenaftrek niet in beeld was en dat deze pas in beeld kwam bij de aangifte van inkomstenbelasting waardoor hij de denkuren bij het invullen van de werkbriefjes ook niet kon opgeven.
2.4. De Raad is van oordeel dat noch uit het verzoekschrift, noch uit hetgeen verzoeker ter zitting van de Raad heeft aangevoerd, is gebleken van feiten en omstandigheden als in 2.1. bedoeld. De door verzoeker naar voren gebrachte argumenten zijn reeds eerder in de procedures welke hebben geleid tot de uitspraak van de Raad van 9 augustus 2006 ter sprake gekomen en meegewogen in de beoordeling. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd kan de Raad niet tot een ander oordeel leiden.
3. Op grond van het vorenstaande komt de Raad dan ook tot de conclusie dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
4. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en B.M. van Dun en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 november 2007.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) M.D.F. de Moor.
22/11
SG