ECLI:NL:CRVB:2007:BB9686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en dringende redenen om van terugvordering af te zien
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde WAO-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 12 september 2005 het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank had vastgesteld dat appellante onterecht uitkeringen had ontvangen, omdat zij het Uwv niet op de hoogte had gesteld van haar inkomsten en onjuiste informatie had verstrekt. Appellante stelde in hoger beroep dat de onverschuldigde betaling niet door haar toedoen was gebeurd en dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, gezien haar psychische en financiële situatie door stalking en mishandeling door haar ex-echtgenoot.
De Raad oordeelt dat de uitkering in de betrokken periode onverschuldigd aan appellante is betaald, en dat zij verantwoordelijk is voor het niet informeren van het Uwv over haar inkomsten. De Raad wijst de argumenten van appellante af, waarbij wordt opgemerkt dat zij in die periode als leerkracht heeft gefunctioneerd en zich bewust had moeten zijn van haar verplichtingen jegens het Uwv. De Raad concludeert dat de omstandigheden van appellante geen reden vormen om de terugvordering niet uit te voeren, aangezien de wetgeving op dat moment geen ruimte bood voor het afzien van terugvordering op basis van dringende redenen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 december 2007, na een zitting op 17 oktober 2007, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat en het Uwv vertegenwoordigd was door een medewerker.