ECLI:NL:CRVB:2007:BB9341

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2805 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 11 oktober 2007. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet tijdig was betaald. Appellante had echter gesteld dat zij het griffierecht op 12 juli 2007 had voldaan, wat in het kader van de verzetprocedure is vastgesteld. De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak berustte op een onjuiste vaststelling van de feiten, aangezien het griffierecht wel degelijk was voldaan binnen de gestelde termijn. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. De Raad heeft geen proceskosten toegekend aan appellante, omdat daar geen bewijs van is geleverd. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met A. Kovács als griffier.

Uitspraak

07/2805 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2007, 05/4918 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.
Datum uitspraak: 22 november 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 11 oktober 2007 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellante verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 11 oktober 2007 berust hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet binnen de bij de brief van 20 juli 2007 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In het kader van de verzetprocedure is komen vast te staan dat appellante het verschuldigde griffierecht op 12 juli 2007 heeft voldaan.
Gelet op het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat uitspraak van de Raad van 11 oktober 2007 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Van door appellante in het kader van de verzetprocedure gemaakte proceskosten is de Raad ten slotte niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Kovács als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 november 2007.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A. Kovács.
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours fondé.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade, en présence de A. Kovács en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 22 novembre 2007.