ECLI:NL:CRVB:2007:BB8078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3961 AW en 06-3962 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van teveel betaalde uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaalde uitkering aan betrokkene, die in verband met zijn ontslag van 1 mei 1995 tot 1 november 1999 een werkloosheids- en aanvullende uitkering ontving. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op basis van informatie van de Belastingdienst de uitkering van betrokkene herzien, waarbij het aantal gewerkte uren werd vastgesteld op 23 uur en 33 minuten per week. Dit leidde tot de conclusie dat betrokkene een bedrag van € 9.037,63 te veel had ontvangen, dat teruggevorderd moest worden. Betrokkene maakte bezwaar tegen deze herziening, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank Leeuwarden bevestigde deze niet-ontvankelijkheid, maar vernietigde wel het besluit van de minister met betrekking tot de terugvordering, omdat de minister had verzuimd het teruggevorderde bedrag te specificeren en geen belangenafweging had gemaakt.

In hoger beroep hebben zowel de minister als betrokkene hun bezwaren ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het bezwaar van betrokkene tegen de herziening van de uitkering inderdaad te laat was en dat de minister het bezwaar tegen de terugvordering niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk bevestigd en gedeeltelijk vernietigd. De minister werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 966,- bedroegen, en het griffierecht van € 105,- werd aan betrokkene vergoed. De uitspraak werd gedaan op 1 november 2007.

Uitspraak

06/3961 AW en 06/3962 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: minister),
en
[betrokkene] (hierna: betrokkene),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 24 mei 2006, 05/1225 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
betrokkene
en
de minister
Datum uitspraak: 1 november 2007
I. PROCESVERLOOP
De minister en betrokkene hebben hoger beroep ingesteld en over en weer een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2007. De minister heeft zich, daartoe opgeroepen, laten vertegenwoordigen door mr. C.H.M.J. Arets, werkzaam bij Loyalis Maatwerkadministraties te Heerlen. Betrokkene is, daartoe opgeroepen, in persoon verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Postma, juridisch adviseur te Surhuizum.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Aan betrokkene is in verband met zijn ontslag met ingang van 1 mei 1995 tot 1 november 1999 een werkloosheids- en een aanvullende uitkering toegekend. Naar aanleiding van gegevens van de Belastingdienst heeft de minister nadien bij betrokkene inlichtingen gevraagd over de door hem in 1997, 1998 en 1999 gewerkte uren en zijn verdiensten. Na de ontvangst daarvan heeft de minister bij besluit van 2 juli 2004 de uitkering van betrokkene over 1998 en 1999 herzien in dier voege dat de omvang van betrokkenes werkzaamheden alsnog wordt gesteld op 23 uur en 33 minuten per week. Voorts wordt de teveel betaalde uitkering gerekend vanaf 1 mei 1998 teruggevorderd naar het bruto-bedrag zoals aangegeven op de bijgevoegde herberekeningsformulieren. Op die bijlage is een bedrag van in totaal € 9.037,63 berekend. Bij brief van 27 september 2004 is betrokkene gevraagd het ten onrechte betaalde bedrag van € 9.037,63 terug te betalen en is toegelicht op welke wijze dit kon plaats vinden.
1.2. Namens betrokkene is bij brief van 26 oktober 2004 bezwaar gemaakt tegen de in de brief van 27 september 2004 genoemde terugvordering van € 9.037,63 en daarbij is eveneens de berekening van het aantal door betrokkene gewerkte uren onjuist genoemd.
Bij het bestreden besluit van 2 juni 2005 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht is tegen de herziening als bedoeld in het besluit van 2 juli 2004 (hierna ook: besluit 1), en is het bezwaar ongegrond verklaard voor zover het gericht is tegen het terugvorderingbesluit (hierna ook: besluit 2).
1.3. Bij de aangevallen uitspraak is het bestreden besluit in stand gelaten voor zover het besluit 1 betreft en is het bestreden besluit vernietigd voor zover het is gericht tegen besluit 2. De rechtbank was met betrekking tot de terugvordering van oordeel dat de minister verzuimd had het teruggevorderde bedrag te specificeren en ten onrechte achterwege had gelaten een belangenafweging te maken.
2. Het hoger beroep van betrokkene is onder meer gericht tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij besluit 1 in stand is gelaten. Het hoger beroep van de minister is gericht tegen de vernietiging van besluit 2.
3. Besluit 1 (de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de herziening).
3.1. De Raad deelt het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de door haar daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Betrokkene heeft ruimschoots buiten de termijn van zes weken bezwaar gemaakt tegen het besluit tot herziening van de uitkering zoals neergelegd in het besluit van 2 juli 2004. De door betrokkene gestelde ernst van de gevolgen daarvan vormt geen reden om af te wijken van de dwingende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.2. De aangevallen uitspraak komt dus in zoverre voor bevestiging in aanmerking.
4. Besluit 2 (de ongegrond verklaring van het bezwaar tegen de terugvordering).
4.1. Met betrekking tot besluit 2 overweegt de Raad ambtshalve het volgende. In het meergenoemde besluit van 2 juli 2004 is ook over de terugvordering van € 9.037,63 een uitdrukkelijke en duidelijk kenbare beslissing genomen. Betrokkene heeft, zoals ook onder 3.1. aan de orde is gekomen, tegen het besluit van 2 juli 2004 - hoewel daaronder een bezwarenclausule was vermeld - niet tijdig bezwaar gemaakt. In de brief van 27 september 2004 is met betrekking tot de terugvordering als zodanig geen nadere beslissing vervat, zodat deze brief slechts als informatief kan worden aangemerkt. In aanmerking genomen dat een ontvankelijk bezwaar alleen kan worden gemaakt tegen besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, had de minister ook het bezwaar tegen de terugvordering van € 9.037,63 niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking, evenals de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij het vorenstaande niet is onderkend.
4.2. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zal de Raad zelf in de zaak voorzien en het bezwaar tegen de terugvordering niet-ontvankelijk verklaren.
5. In het vorenstaande vindt de Raad aanleiding de minister op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 966,- aan kosten voor rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij over de terugvordering is beslist;
Verklaart het beroep tegen besluit 2 gegrond en vernietigt dit besluit;
Verklaart het bezwaar tegen de terugvordering van € 9.037,63 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Veroordeelt de minister in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van in totaal € 966,-;
Bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan betrokkene het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 105,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en B.M. van Dun en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.R.S. Bacon als griffier, uitgesproken in het openbaar 1 november 2007.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) M.R.S. Bacon.
HD
30.10.