ECLI:NL:CRVB:2007:BB7997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en geschiktheid voor arbeid na verkeersongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante, die als verkoopster werkte, was na een verkeersongeval op 17 december 2001 arbeidsongeschikt geraakt. Op 2 oktober 2002 werd zij onderzocht door een verzekeringsarts, die beperkingen vaststelde en deze verwerkte in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Op basis van deze FML concludeerde een arbeidsdeskundige dat appellante ongeschikt was voor haar maatgevende functie, maar dat zij in andere functies nog hetzelfde zou kunnen verdienen als zonder beperkingen. De mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 15%, wat leidde tot een weigering van de WAO-uitkering door het Uwv.
Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de vastgestelde beperkingen van de verzekeringsarts te betwisten en verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar zaak moest worden getoetst aan de aangepaste schattingsmethodiek van het Claim Beoordelings- en BorgingsSysteem (CBBS) en dat het Uwv niet voldeed aan eerdere uitspraken van de Raad.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had aangenomen dat de geselecteerde functies medisch gezien binnen het bereik van appellante lagen. De Raad vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.127,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan op 6 november 2007.