ECLI:NL:CRVB:2007:BB7941

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/895 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.C.M. van Laar
  • J.F. Bandringa
  • E. Dijt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning gedeeltelijke WAJONG-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die haar beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had appellante een Wajong-uitkering toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellante, geboren op 18 november 1983, had deze uitkering aangevraagd vanwege arbeidsongeschiktheid die was ontstaan op 18 november 2000. De verzekeringsarts had haar belastbaarheid vastgesteld en vijf functies geselecteerd die voor haar geschikt werden geacht. Appellante was het niet eens met de hoogte van de toegekende uitkering en had bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld en het onderzoek ter zitting vond plaats op 22 augustus 2007. Appellante was aanwezig, bijgestaan door haar ouders, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. E.T.B. van der Werf. De Raad heeft de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts kritisch bekeken en geconcludeerd dat deze zorgvuldig was uitgevoerd. Echter, de Raad was van mening dat de geselecteerde functies niet in overeenstemming waren met de belastbaarheid van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat de belasting in de functies, met name wat betreft het werken met een toetsenbord, niet acceptabel was en dat er onvoldoende onderbouwing was voor de geschiktheid van de functies.

Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De Raad heeft het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 14 november 2007.

Uitspraak

06/895 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 januari 2006, 05/749 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 november 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar ouders [naam vader] en [naam moeder]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.T.B. van der Werf.
II. OVERWEGINGEN
Appellante, geboren op 18 november 1983, heeft bij formulier, gedateerd 7 augustus 2004, bij het Uwv een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd terzake van arbeidsonge-schiktheid, aangevangen op 18 november 2000. Op 6 september 2004 is zij onderzocht door de verzekeringsarts, die haar met inachtneming van beperkingen van de handen, astma en een verminderde conditie door darmklachten in staat achtte gedurende gemiddeld 6 uur per dag administratieve arbeid te verrichten. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van appellante omschreven in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Uitgaande van die belastbaarheid heeft de arbeidsdeskundige uit het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) vijf functies geselecteerd die voor appellante geschikt werden geacht. Vergelijking van het voor appellante geldende maatmaninkomen met het loon dat zij kan verdienen met de geselecteerde functies resulteert in een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Bij besluit van 22 september 2004 heeft het Uwv appellante met ingang van 10 augustus 2003 een Wajong-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Na een heroverweging door de bezwaarverzekeringsarts heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen dit besluit, dat zich uitsluitend richtte tegen de hoogte van de toegekende Wajong-uitkering, bij besluit van 22 april 2005 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Naar aanleiding van hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd overweegt de Raad, met de rechtbank, geen grond te zien voor het oordeel dat het bestreden besluit niet op een voldoende zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een juiste medische grondslag berust. De verzekeringsarts heeft bij de beoordeling van de belastbaarheid van appellante rekening gehouden met de medische klachten die zij naar voren heeft gebracht en in verband met een chronische darmaandoening die conditie-ondermijnend is een urenbeperking aangenomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft in het kader van de heroverweging dossierstudie verricht en met appellante op de hoorzitting gesproken. Hij heeft kennis genomen van brieven van de behandelend orthopedisch chirurg en internist die appellante bij de hoorzitting heeft overgelegd. Tevens heeft hij nog nadere inlichtingen ingewonnen bij de behandelend internist. De Raad is van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 18 april 2005 op zorgvuldige wijze de medische beoordeling heeft heroverwogen. Appellante heeft haar standpunt dat haar belastbaarheid is overschat, met name wat betreft het aantal te werken uren, niet met medische gegevens onderbouwd. De Raad ziet dan ook geen grond voor twijfel aan de juistheid van de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat er geen medische redenen zijn om van het oordeel van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van appellante op de datum in geding 10 augustus 2003 af te wijken.
Wat betreft de vraag of de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met haar belastbaarheid overweegt de Raad als volgt. In de beroepsfase heeft het Uwv een rapport van de arbeidsdeskundige van 19 juli 2005 ingebracht waarin een toelichting is gegeven op de signaleringen die verschijnen in de functie-omschrijvingen van de drie aan de schatting ten grondslag gelegde functies verkoper groothandel (sbc-code 317012), telefonist, receptionist (sbc-code 315120) en boekhouder, loonadministrateur (beginnend) (sbc-code 315040). De arbeidsdeskundige concludeerde dat de belastingen in de geselecteerde functies geen bezwaren opleveren. De Raad kan deze conclusie ten aanzien van de deelfunctie met nummer 9343-0108-002 in sbc-code 315040 niet onderschrijven. In de FML is het werken met toetsenbord en muis onder 4.6 licht beperkt: appellante kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uren) toetsenbord bedienen en muis hanteren; daarbij is als toelichting van de verzekeringsarts vermeld: maximaal half uur aaneen, totaal tot 4 uur. In genoemde deelfunctie is de belasting onder punt 46. Toetsenbord/muis bedienen (onder meer): “Niet dagelijks gedurende niet meer dan ongeveer 6 uren: tijdens 6 werkuren 1 maal ongeveer 60 minuten achtereen (1 week per maand salarisgegevens inbrengen.)”. De motivering van de arbeidsdeskundige dat het hier gaat om een belasting die eenmaal per maand voorkomt en acceptabel is omdat het een incidentele belasting betreft waarbij betrokkene bovendien de mogelijkheid heeft om te vertreden waardoor het werk onderbroken kan worden, is niet afdoende, nu het gaat om een structurele overschrijding van de belastbaarheid gedurende een week per maand en uit niets blijkt van een voldoende mogelijkheid tot vertreden en onderbreken van het werk. De Raad is voorts niet overtuigd van de aanvaardbaarheid van de belasting op dit aspect in de deelfunctie met nummer 9071-0011-033 die onder meer inhoudt: “tijdens 1 werkuur 1 maal ongeveer 60 minuten achtereen (Samenstellen langere rapporten.)”. Ook hier is de stelling van de arbeidsdeskundige dat de mogelijkheid om te vertreden is gegeven waardoor de werkzaamheden onderbroken kunnen worden, niet in de stukken onderbouwd. In ieder geval vervalt eerstgenoemde deelfunctie, zodat in de functie met sbc-code 315040 onvoldoende arbeidsplaatsen resteren. Nu de geschiktheid van de vierde en de vijfde functie niet nader is gemotiveerd en vervanging van de vervallen functie door de vierde functie al tot indeling in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse zou leiden, kan het bestreden besluit niet in stand blijven.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard, voor vernietiging in aanmerking komt en dat het inleidend beroep tegen het bestreden besluit alsnog gegrond verklaard dient te worden.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in eerste aanleg tot een bedrag groot € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 140,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar als voorzitter en J.F. Bandringa en E. Dijt als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2007.
(get.) M.C.M. van Laar.
(get.) M. Gunter.
MK