ECLI:NL:CRVB:2007:BB7635
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2007 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 10 juli 2007, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellante had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 oktober 2006, maar haar gemachtigde had verzuimd de benodigde gronden in te dienen binnen de gestelde termijn. Ondanks herhaalde verzoeken om dit verzuim te herstellen, was er geen adequate reactie van de gemachtigde van appellante.
Tijdens de zitting van 30 oktober 2007 werd het verzet behandeld, waarbij de gemachtigde van appellante, H.J. van Haastert, aanwezig was, maar het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad overwoog dat de eerdere uitspraak berustte op het feit dat het beroepschrift niet de noodzakelijke gronden bevatte en dat er geen redenen waren om het verzuim te verontschuldigen. De Raad concludeerde dat de gemachtigde van appellante in gebreke was gebleven en dat de overgelegde verklaring van de huisarts niet voldoende was om aan te nemen dat hij niet in staat was om de gronden in te dienen.
De Raad benadrukte dat de gevolgen van het handelen of nalaten van de gemachtigde volledig voor rekening komen van de appellante. Gezien deze overwegingen werd het verzet ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door G.A.J. van den Hurk, in aanwezigheid van griffier R.J. van der Veen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.