ECLI:NL:CRVB:2007:BB7243
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en betrokkene tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 november 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de toekenning van een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv had eerder geweigerd om aan betrokkene een WAO-uitkering toe te kennen, omdat hij op de relevante datum, 8 maart 2004, minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft het besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Zowel het Uwv als betrokkene zijn tegen deze uitspraak in hoger beroep gekomen. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld.
De Raad concludeert dat de oorspronkelijke beoordeling van de verzekeringsarts niet in overeenstemming was met de eerder vastgestelde beperkingen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit wegens schending van zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen vernietigd moet worden, maar besluit tegelijkertijd dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat betrokkene geen recht heeft op een WAO-uitkering. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die zijn begroot op € 644,-.