ECLI:NL:CRVB:2007:BB6949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering door het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die tot 28 maart 2002 als chefkok werkte, is uitgevallen door nek- en armklachten. Het Uwv weigerde op 2 april 2003 een uitkering toe te kennen, omdat appellante na de wachttijd van 52 weken minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank oordeelde dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellante zoals vastgesteld door het Uwv. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt deze uitspraak en stelt dat de medische informatie die door het Uwv is verzameld, voldoende is om de beperkingen van appellante vast te stellen. De Raad wijst erop dat de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen overtuigend zijn en dat appellante in staat moet worden geacht de voorgehouden functies te vervullen.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier A. Kovács, op 1 november 2007. Appellante is niet verschenen op de zitting, maar heeft haar standpunt schriftelijk onderbouwd, waarin zij stelt dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat zij niet in staat is tot het verrichten van arbeid.