ECLI:NL:CRVB:2007:BB6659
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake WAO-uitkering en procesorde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2005. Het hoger beroep was ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de WAO-uitkering van appellant per 3 juli 2003 had beëindigd. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad oordeelde dat de rechtbank in strijd met de goede procesorde had gehandeld door het onderzoek ter nadere zitting achterwege te laten zonder de partijen te wijzen op de vervanging van de behandelende rechter. Dit leidde tot de vernietiging van de aangevallen uitspraak.
De Raad overwoog dat de aangevallen uitspraak was gedaan door een rechter die niet de behandeling ter zitting had geleid, wat in strijd is met de regels van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet had voldaan aan de vereisten van artikel 8:69, eerste lid, en artikel 8:77 van de Awb, die bepalen dat de uitspraak moet worden gedaan door de rechter die de zitting heeft geleid, tenzij partijen toestemming hebben gegeven voor een andere procedure. Aangezien appellant niet op de hoogte was gesteld van de vervanging van de rechter, was de uitspraak niet rechtsgeldig.
Daarnaast oordeelde de Raad dat het Uwv niet had voldaan aan de eisen van een adequaat verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De Raad stelde vast dat het medisch onderzoek niet was uitgevoerd door een geregistreerde verzekeringsarts, wat de kwaliteit van het onderzoek in twijfel trok. De Raad besloot dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 3:2 van de Awb en dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, waarbij deze uitspraak in acht moest worden genomen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die werden begroot op € 1.288,-, en het griffierecht van € 134,- moest worden vergoed.