ECLI:NL:CRVB:2007:BB6614
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- M.B. de Gooijer
- J.Th. Wolleswinkel
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding van overwerk voor militair personeel in consignatiedienst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Commandant van het district Landelijke en Buitenlandse Eenheden, die optreedt als rechtsopvolger van de Commandant van het district Koninklijke Marechaussee Noord-Holland/Utrecht, tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had eerder het beroep van de betrokkene, een adjudant bij de Koninklijke Marechaussee, gegrond verklaard en het besluit van de Commandant van 11 mei 2004 vernietigd. Dit besluit weigerde de betrokkene vergoeding voor vijf uur overwerk die hij had gemaakt tijdens zijn consignatiedienst op 15 en 16 maart en 21 april 2003. De rechtbank oordeelde dat de begrippen consignatie en werktijd/arbeidsduur in de relevante regelgeving, het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en de Regeling vergoeding voor overwerk, onregelmatigheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid (VROB), niet op de juiste wijze waren toegepast door de Commandant.
Tijdens de zitting op 6 september 2007 heeft de Raad voor de Rechtspraak de argumenten van beide partijen gehoord. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de begrippen consignatie en werktijd/arbeidsduur in de VROB dezelfde betekenis hebben als in het AMAR. De Raad oordeelde dat de Commandant ten onrechte had gesteld dat de vijf gewerkte uren onder de consignatie vielen en dat er geen recht op overwerkvergoeding bestond. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de Commandant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad veroordeelde de Commandant in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 644,- en bepaalde dat er griffierecht van € 428,- door de Staat der Nederlanden moest worden geheven. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 oktober 2007.