ECLI:NL:CRVB:2007:BB5747
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C.M. van Laar
- J.F. Bandringa
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in WAO-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) een inkomensoverzicht had verstrekt. Dit overzicht gaf aan dat appellante over een bepaalde periode een bedrag van € 12.495,70 aan WAO-uitkering onterecht had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de brief van 19 augustus 2002, waarin het inkomensoverzicht werd gepresenteerd, als een met een besluit gelijk te stellen schriftelijke weigering om een beslissing op bezwaar te nemen, had moeten beschouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar het Uwv ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2007 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad constateerde dat het Uwv in een besluit van 10 oktober 2002 had aangegeven over te gaan tot terugvordering van het onterecht ontvangen bedrag door middel van verrekening met nabetalingen aan appellante. Echter, in een latere beslissing op bezwaar van 6 oktober 2005 werd vastgesteld dat er geen terug te vorderen bedrag meer was, maar een restanttegoed van € 782,97.
De Raad oordeelde dat, nu er geen inhoudelijk geschil meer bestond tussen partijen, het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens het ontbreken van enig procesbelang. De Raad merkte op dat er geen verzoek was gedaan om schadevergoeding, wat ook bijdroeg aan de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.C.M. van Laar als voorzitter, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2007.