ECLI:NL:CRVB:2007:BB5682
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Toekenning gedeeltelijke WAO-uitkering en weigering ziekengeld; beoordeling van arbeid en medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen met betrekking tot zijn aanspraken op een WAO-uitkering en ziekengeld. Appellant, werkzaam als productiemedewerker, meldde zich op 23 juli 2001 ziek vanwege abdominale en rugklachten, evenals hoofdpijnklachten. De verzekeringsarts J.K. van Essen beoordeelde appellant op 27 mei 2002 en concludeerde dat hij beperkt belastbaar was voor zwaar lichamelijk werk. Op basis van deze beoordeling heeft de arbeidsdeskundige F. Slijm functies geselecteerd die appellant met zijn beperkingen kon verrichten. Het Uwv kende appellant een WAO-uitkering toe, maar weigerde later ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW).
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de medische beperkingen van appellant correct heeft ingeschat en dat de rechtbank de door appellant ingebrachte medische informatie terecht heeft betrokken in haar oordeel. De Raad bevestigt dat de functies die aan appellant zijn voorgehouden bij de WAO-beoordeling, ook in het kader van de ZW als 'zijn arbeid' moeten worden aangemerkt. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak 1, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak 2, waarin het beroep van appellant tegen de weigering van ziekengeld ongegrond werd verklaard.
De Raad oordeelt dat het Uwv in dit geval op goede gronden heeft bepaald dat appellant niet ongeschikt was voor de functies die aan hem zijn voorgehouden. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant en bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak is gedaan op 10 oktober 2007.