ECLI:NL:CRVB:2007:BB5567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- K. Zeilemaker
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering aan betrokkene, die sinds 1 juli 1998 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Amsterdam, als appellant, heeft de bijstand herzien en teruggevorderd omdat betrokkene niet had gemeld dat zij beschikte over een bankrekening met een vermogen dat het vrij te laten vermogen overschreed. Dit leidde tot een terugvordering van € 74.733,82 over de periode van 1 juli 1998 tot en met 14 april 2004. De rechtbank Amsterdam heeft het besluit van de gemeente vernietigd, omdat zij oordeelde dat de intrekking en terugvordering niet op de juiste gronden waren gebaseerd.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad bevestigde dat betrokkene de wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar bankrekening en de daarop staande tegoeden. De Raad oordeelde dat de gemeente bevoegd was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen, maar dat de rechtbank ten onrechte het besluit van de gemeente had vernietigd voor bepaalde periodes. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, behoudens de bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten, en het besluit van 2 september 2004 vernietigd voor de periodes waarin de intrekking niet gerechtvaardigd was. De Raad heeft de rechtsgevolgen van de vernietigde gedeelten van het besluit in stand gelaten, omdat de schending van de inlichtingenverplichting door betrokkene het recht op bijstand niet kon vaststellen voor die periodes.