ECLI:NL:CRVB:2007:BB4777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Afzien van terugvorderingsplicht bij dringende redenen in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank bevestigde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verplicht was om onverschuldigd betaalde uitkeringen terug te vorderen op basis van artikel 57 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 september 2007 uitspraak gedaan. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat, heeft aangevoerd dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, omdat hij in financiële problemen verkeerde door het uitblijven van zijn uitkering en door zijn ziekte, waarvoor hij chemotherapie onderging.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv onverschuldigde voorschotten had betaald, maar dat het besluit tot terugvordering niet op een toereikend onderzoek berustte. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende had gekeken naar de sociale en financiële gevolgen van de terugvordering voor de appellant. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de bijzondere omstandigheden van de appellant, waaronder zijn ziekte en financiële situatie.
De Raad heeft ook de proceskosten van de appellant in zowel beroep als hoger beroep vergoed, tot een totaalbedrag van € 1.288,--. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de persoonlijke omstandigheden van betrokkenen bij besluiten tot terugvordering van uitkeringen.