ECLI:NL:CRVB:2007:BB4740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over intrekking WAO-uitkering na weigering vragen te beantwoorden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante ontving sinds 16 november 2000 een WAO-uitkering, maar weigerde vragen te beantwoorden die door de verzekeringsarts waren gesteld in het kader van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het Uwv gerechtigd was om de uitkering te schorsen, omdat appellante geen gerechtvaardigde reden had om de gevraagde informatie te weigeren. Het Uwv had op basis van haar weigering gegronde redenen om aan te nemen dat het recht op de uitkering niet langer bestond.
In hoger beroep herhaalde appellante haar grieven, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts gerichte informatie nodig heeft om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden en beperkingen van de aanvrager. Het stellen van indringende vragen, ook over persoonlijke omstandigheden, is gerechtvaardigd binnen redelijke grenzen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en verklaarde het niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de schorsing van de uitkering. De aangevallen uitspraak werd voor het overige bevestigd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij K.J.S. Spaas als voorzitter fungeerde. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2007, in aanwezigheid van de griffier I.R.A. van Raaij.