ECLI:NL:CRVB:2007:BB4481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 11 november 2005 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bekrachtigd. Het Uwv had op 20 juni 2003 geweigerd om appellant een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat hij niet ongeschikt werd geacht voor het verrichten van zijn eigen arbeid. Appellant, die als klasse-assistent werkzaam was, had zich op 3 april 2002 ziek gemeld met psychische klachten. De verzekeringsarts van het Uwv had beperkingen vastgesteld, maar de arbeidsdeskundige concludeerde dat appellant in staat was zijn eigen werk te verrichten.
Appellant maakte bezwaar tegen de beslissing van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank werd de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven, waarbij werd opgemerkt dat het werk van appellant geen zware mentale belasting vereiste. In hoger beroep herhaalde appellant zijn grieven, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er onvoldoende reden was om aan te nemen dat de verzekeringsartsen te weinig beperkingen in aanmerking hadden genomen. Het psychologische rapport dat door appellant was overgelegd, werd niet als voldoende bewijs gezien om de eerdere conclusies van het Uwv te weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 21 september 2007, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad de beslissing namen in aanwezigheid van de griffier.