ECLI:NL:CRVB:2007:BB4480
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- H. Bolt
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en toekenning WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 30 juni 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om geen WAO-uitkering toe te kennen, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 september 2007 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van 12 mei 2004, waarin werd vastgesteld dat hij na de geldende wachttijd van 17 mei 2004 minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had eerder het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard op 15 september 2004.
De Raad heeft het standpunt van het Uwv gevolgd, dat appellant, ondanks zijn medische beperkingen, in staat was om de door de arbeidsdeskundige voorgestelde functies te vervullen. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het Uwv adequaat rekening hebben gehouden met de medische klachten van appellant, waaronder vaatklachten aan beide benen, bij het vaststellen van zijn belastbaarheid. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe informatie overgelegd die de bevindingen van de verzekeringsartsen in twijfel trekt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, met H. Bolt en R.C. Stam als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van W.R. de Vries als griffier.