ECLI:NL:CRVB:2007:BB4031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering op grond van de WAO
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 20 juni 2005 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bevestigd. Het Uwv had op 8 juli 2004 een bedrag van € 5.634,58 aan onverschuldigd betaalde uitkering teruggevorderd op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Toeslagenwet (TW). Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, zoals bedoeld in de relevante artikelen van de WAO en TW.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 19 september 2007 behandeld. Tijdens de zitting is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.J. Butter. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M. Frederiks. De Raad heeft vastgesteld dat de terugvordering niet alleen rechtmatig was, maar ook dat de door appellante aangevoerde financiële en gezondheidsklachten niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van onaanvaardbare sociale of financiële consequenties. De Raad heeft benadrukt dat de terugvordering enkel kan worden opgeschort indien er dringende redenen zijn, wat in dit geval niet is aangetoond.
De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met de voorzitter en de leden van de Raad aanwezig, en is ondertekend door de griffier. De Raad heeft de zaak in zijn geheel beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het hoger beroep van appellante geen doel treft.