ECLI:NL:CRVB:2007:BB3874
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- H.J. de Mooij
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering door onvoldoende duidelijkheid over feitelijke verblijfplaats
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 13 juni 2006 het beroep van appellante tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 23 januari 2006 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en daarbij een woonadres opgegeven. Echter, na een huisbezoek op 9 maart 2006 door medewerkers van de gemeente, werd vastgesteld dat appellante niet op het opgegeven adres woonde. Het College heeft daarop de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet alle noodzakelijke informatie had verstrekt om haar recht op bijstand vast te stellen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende waren om te concluderen dat appellante geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres. Er waren geen persoonlijke spullen van appellante aanwezig, en de kamer bleek niet bewoond te zijn door haar. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de Raad tot een ander oordeel konden brengen. De Raad bevestigde de conclusie van de voorzieningenrechter dat het College terecht had geoordeeld dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld vanwege de onduidelijkheid over de feitelijke verblijfplaats van appellante.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2007 bevestigt de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De Raad heeft de zaak in het openbaar behandeld, waarbij de voorzitter en de leden de overwegingen van de voorzieningenrechter hebben overgenomen en bevestigd.