ECLI:NL:CRVB:2007:BB3590
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de afwijzing van WAO-uitkering op basis van inkomsten uit arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WAO-uitkering aan betrokkene, die in oktober 1999 inkomsten uit arbeid had ontvangen. De Raad heeft het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam vernietigd. De rechtbank had geoordeeld dat de inkomsten uit aandelenopties, die betrokkene in 1995 had ontvangen, niet als inkomsten uit arbeid moesten worden aangemerkt. Appellant was van mening dat deze inkomsten wel in mindering moesten worden gebracht op de WAO-uitkering, waardoor deze over het jaar 1999 niet tot uitbetaling kwam.
De Raad overwoog dat de inkomsten uit de aandelenopties, die betrokkene in oktober 1999 had verzilverd, als inkomsten uit arbeid moesten worden beschouwd, ondanks het feit dat betrokkene in dat jaar geen arbeid had verricht. De Raad stelde vast dat de hoedanigheid van werknemer bij Lucent Technologies B.V. van doorslaggevende betekenis was voor het verwerven van het optierecht en dat de voordelen uit dit recht voortvloeiden uit de dienstbetrekking. De Raad oordeelde dat de toepassing van artikel 44 van de WAO door appellant rechtens aanvaardbaar was, en dat de terugwerkende kracht van het besluit om de uitkering op nihil te stellen, gerechtvaardigd was omdat betrokkene op de hoogte was van de mogelijke invloed van de inkomsten op haar uitkering.
De uitspraak benadrukt het belang van de relatie tussen de ontvangen inkomsten en de dienstbetrekking, en bevestigt dat inkomsten uit aandelenopties als inkomsten uit arbeid kunnen worden aangemerkt, zelfs als er in het betreffende jaar geen arbeid is verricht. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het inleidend beroep ongegrond verklaard.