ECLI:NL:CRVB:2007:BB3279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- K. Zeilemaker
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsuitkering op basis van vermogen boven de vermogensgrens en saldering van schulden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 9 juni 2006 een eerder besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam had bekrachtigd. Het College had de aanvraag van de appellant om bijstandsverlening ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen, omdat hij over een vermogen beschikte dat de geldende vermogensgrens overschreed. De appellant had op 29 december 2004 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het College stelde vast dat hij na de verkoop van zijn woning een bedrag van € 18.638,98 had aangewend voor de terugbetaling van een schuld aan zijn ouders. Dit leidde tot de conclusie dat hij nog steeds over een vermogen beschikte dat boven de vermogensgrens van € 5.065,-- lag.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat het bedrag van € 18.638,98 was gecompenseerd met zijn schuld aan zijn ouders en dat hij ten tijde van de bijstandsaanvraag niet meer over vermogen beschikte dat de vermogensgrens overschreed. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de positieve bestanddelen van het vermogen van de appellant moesten worden gesaldeerd met de schulden waarvan het bestaan aannemelijk was gemaakt. De Raad kwam tot de conclusie dat de appellant ten tijde van de bijstandsaanvraag niet redelijkerwijs over in aanmerking te nemen vermogen kon beschikken, omdat het bedrag reeds vóór de aanvraag uit zijn beschikkingsmacht was gehaald ter voldoening van een schuld.
De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond. Het College werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de uitspraak van de Raad. Tevens werd het College veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 1.288,-- werden begroot, en moest het College het griffierecht van € 142,-- vergoeden.