ECLI:NL:CRVB:2007:BB3222

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-4328 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om vergoeding van vervoerskosten voor sociale contacten door een vervolgingsslachtoffer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag van appellant, een erkend vervolgingsslachtoffer, om vergoeding van vervoerskosten voor het onderhouden van sociale contacten. De aanvraag was ingediend op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Appellant had verzocht om een vergoeding voor de kosten van vervoer met zijn auto, omdat hij door verergerende psychische klachten een verhoogde behoefte had om zijn (pleeg-)familie en vrienden te bezoeken, die deels in Friesland wonen.

De verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, had de aanvraag afgewezen op 10 juni 2003, met als argument dat de gevraagde voorziening niet medisch noodzakelijk was. De Raad overwoog dat appellant in staat was om gebruik te maken van het openbaar vervoer, en dat er geen medische noodzaak was voor de extra vervoersvoorziening naar Friesland, hoewel er wel een sociaal-medische wenselijkheid werd erkend. De Raad baseerde zijn oordeel op een advies van de geneeskundig adviseur, A.M. Ohlenschlager, die concludeerde dat appellant onder bepaalde voorwaarden gebruik kon maken van het openbaar vervoer.

Tijdens de zitting op 2 augustus 2007 werd appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A. Bierenbroodspot, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit goed was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen gronden waren voor vernietiging van het besluit. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en kende geen proceskostenvergoeding toe, conform artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

04/4328 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], (hierna: appellant)
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 30 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 30 juni 2004, kenmerk JZ/Q70/2004/0424 (hierna: bestreden besluit), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2007. Voor appellant is daar verschenen mr. A. Bierenbroodspot, advocaat te Amsterdam, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de gedingstukken is appellant erkend als vervolgde in de zin van de Wet. In het verleden is aanvaard dat de psychische klachten van appellant in het door de Wet vereiste verband staan met de ondergane vervolging.
Bij vervolgaanvraag van februari 2003 heeft appellant verzocht om toekenning van een vergoeding van de met zijn auto te maken kosten van vervoer voor het onderhouden van sociale contacten. Hiertoe heeft appellant aangevoerd dat hij in verband met zijn verergerende psychische klachten een verhoogde behoefte heeft om zijn (pleeg-)familie en vrienden, deels woonachtig in Friesland, te bezoeken.
Deze aanvraag heeft verweerster bij besluit van 10 juni 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gewijzigd bij het bestreden besluit, afgewezen op de grond dat de gevraagde voorziening voor appellant niet medisch noodzakelijk is in verband met zijn psychische klachten. Hierbij is in het bijzonder overwogen dat bij appellant geen sprake is van zodanige beperkingen dat hij niet in staat is om van het openbaar vervoer gebruik te maken. Aan appellant is voorts wel een tegemoetkoming toegekend voor deelname aan het maatschappelijk verkeer (DMV) ten bedrage van € 126,60 per maand.
De Raad overweegt terzake als volgt.
Het in het bestreden besluit neergelegde standpunt van verweerster is ontleend aan een advies van 10 mei 2004 van haar geneeskundig adviseur, de arts A.M. Ohlenschlager. Dit advies is gebaseerd op een door de genoemde arts op 31 maart 2004 ingesteld medisch onderzoek van appellant en op medische informatie over appellant uit de zogenoemde behandelende sector. In het advies is aangegeven dat appellant onder bepaalde voor-waarden - met name op rustige tijdstippen - gebruik kan maken van het openbaar vervoer, zodat geen sprake is van zodanige beperkingen dat appellant niet geacht kan worden om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Ten aanzien van het extra vervoer naar Friesland is overwogen dat hiervoor geen medische noodzaak bestaat maar wel een sociaal medische wenselijkheid.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van dit advies naar behoren voorbereid en gemotiveerd. In de ter beschikking staande medische gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om voor onjuist te houden het door verweerster, in het spoor van haar geneeskundig adviseur, ingenomen standpunt dat voor de gevraagde vervoers-voorziening geen medische noodzaak bestaat in de zin als bedoeld in artikel 20 van de Wet. In het namens appellant in beroep nog overgelegde rapport van 12 juli 2007 van de appellant sedert juli 2005 behandelend psychiater K. Mengelberg wordt de juistheid van het standpunt van verweerster zelfs bevestigd.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proces-kosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en R.P.Th. Elshoff als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD
30.08